Landschapsinclusieve landbouw

De Marne was ooit een uitgestrekt kweldergebied, waar mensen woonden op wierden om zich te beschermen tegen de springvloed. In deze periode werd er in het hele gebied een vruchtbare laag klei afgezet, die door indijkingen en verbeterde ontwatering in gebruik werd genomen en de basis vormt voor de succesvolle landbouw van vandaag de dag.  Uit gesprekken met de boeren en andere stakeholders komen in de Marne met name opgaves op het gebied van bodemkwaliteit, gesloten kringlopen, biodiversiteit, waterkwaliteit en waterkwantiteit, naar voren. Op basis van de input van deze boeren en stakeholders in het gebied is het perspectief landschap inclusieve landbouw Marne 2050 opgesteld. Het landschap in het toekomstperspectief lijkt in 2050 in veel opzichten op het landschap zoals we dat nu al kennen. Toch is het landschap in 2050 veranderd door tal van slimme verbindingen tussen landbouw, natuur en landschap, waardoor het gebied niet alleen landschappelijk aantrekkelijker is, maar ook kan leunen op een gezondere bodem, meer biodiversiteit en schoner water en waar bovendien kan de boer hierbij een eerlijk inkomen verdienen. In hoofdlijnen is het perspectief voor de Marne 2050 opgebouwd uit de volgende onderdelen:

- Het koppelen van akkerbouwers en melkveehouders in een koppelbedrijf en het verruimen van het bouwplan

- Het benutten van de landschapsstructuren als dijken en maren voor een ruimtelijke en ecologische dooradering, waterberging en de productie van maaimeststoffen

- Het inzetten op strokenteelt rondom de dorpen die niet alleen zorgt voor een meer landschap inclusieve landbouw, maar ook het onderscheid tussen kwelderwal en kweldervlakte versterkt
 

- Een versterkte samenwerking tussen de boeren in het gebied die resulteert in het uitwisselen en gezamenlijk verwerken van meststoffen, het onder het merk ‘de Marne’ vermarkten van landbouwproducten en het gezamenlijk beheer van de doorgaande landschapselementen

- Een adaptieve omgang met verzilting door de aanleg van waterbuffers en de overstap naar meer zouttolerante gewassen

Het koppelbedrijf met duurzaam bouwplan

Het koppelbedrijf bestaat uit een samenwerkingsverband tussen vier boeren, bestaand uit één melkveehouder en drie akkerbouwers. In het koppelbedrijf vullen de verschillende bedrijven elkaar aanvullen wat betreft mest en voer, hierdoor is de stikstofkringloop geheel gesloten en kan er zonder stikstofkunstmest en zonder extern aangekocht krachtvoer worden geteeld/geproduceerd. In plaats van een één-op-drie rotatie dat in het huidige systeem gangbaar is, kent het bouwplan in dit toekomstperspectief een één-op-zes rotatie waarbij er altijd één deel wordt ingevuld door grasklaver als maaimeststof. Op de overige vijf delen kunnen andere akkerbouwgewassen worden geteeld, waaronder pootaardappelen. De verruiming van het bouwplan en het gebruik van organische meststoffen zal een positieve impuls hebben voor de bodemkwaliteit, waardoor gewassen weerbaarder zullen zijn tegen ziekten, minder meststof nodig is en zoetwater beter zal worden vastgehouden.

Landschapsstructuren voor een verbeterde dooradering

De dijken, maren en wegen vormen de backbone van het landschap van De Marne. Door de landschapsstructuren te koppelen aan het landbouwsysteem worden niet alleen landschap en biodiversiteit in het gebied versterkt, maar zal ook de landbouw meeprofiteren. Denk hierbij aan een ecologische dooradering voor plaagregulatie, het opvangen en vertraagd afvoeren van water en het benutten van maaisel als bron voor compost. De maren en dijken vormen gezamenlijk potentieel een fijnmazig ecologisch netwerk. Wanneer alle stukken dijk samen worden gevoegd in bijvoorbeeld het agrarisch collectief, kan er via eenduidig beheer een duidelijk zichtbare ecologische zone en landschappelijke structuur ontstaan. Voor de maren geldt dat de oevers worden verbreed en worden ingericht als natte overloopgebieden die tijdens hevige regen kunnen overstromen. De vegetatie kan afspoelende nutriënten opnemen en het water zuiveren voordat het in de maren terecht komen. Op strategische plekken langs de maren en op de dijken worden recreatieve routes aangelegd. Hierdoor ontstaat een netwerk van routes die de zichtbaarheid van de maren en dijken vergroten. Doordat één partij verantwoordelijk te maken voor het beheer van de dijken en de maren kan er betere afstemming plaats vinden en wordt er efficiënter gewerkt. De dijken en de maren vormen de rode draad door het gebied, die het gebied tot in alle uithoeken ecologisch met elkaar verbindt.

Strokenteelt voor diversiteit

De transitie naar strokenteelt draagt aan een verdere verduurzaming van de bedrijfsvoering. Hierbij worden op één perceel stroken aangelegd waarop verschillende gewassen worden geteeld. Tussen de stroken met gewassen worden biodiversiteitsstroken aangelegd van drie meter breed om de infectiedruk en plaagsoorten nog minder kans te geven in het gewas. Daarnaast dragen de biodiversiteitsstroken bij aan de ecologische dooradering van de regio. Strokenteelt kan het ingezet worden om het onderscheid tussen de kwelderwallen en de kwelderbekkers te versterken door bijvoorbeeld alleen op de kwelderwallen strokenteelt toe te passen.

De Marne, in opdracht van het College van Rijksadviseurs, i.s.m. Louis Bolk Instituut, Kennis Centrum Landschap van de Rijksuniversiteit Groningen, impressies i.s.m. Ananda de Vos